Table of Contents
Slagball
Dutch rules
Slagbal zal bij de meeste mensen wel min of meer bekend zijn van de middelbare school. Zo af en toe wordt het ook bij de Stretchers gespeeld. Zoals bij meer sporten variëren de regels soms een beetje en is plezier belangrijker dan het maken van punten.
Benodigdheden
- Tennisbal
- Slaghout (we gebruiken een cricketbat)
- Vier honken (badmintonpaaltjes)
- Brandplaats (bijvoorbeeld de mand van een korf)
Spelverloop en spelregels
- Er zijn twee partijen, een veldpartij en een slagpartij.
- Een speler van de slagpartij moet de bal tussen de twee voorste honken door slaan. Als hij goed slaat moet hij het slaghout in de brandplaats deponeren en mag hij naar het eerste honk lopen. Als dat niet binnen drie keer lukt heeft de slagpartij een strafpunt en is de speler zijn beurt kwijt.
- Elke speler van de slagpartij probeert van het eerste honk via het tweede en derde bij het vierde honk aan te komen. Als dat lukt heeft de partij een punt.
- De veldpartij moet proberen zo snel mogelijk de bal te bemachtigen. Als de bal gevangen wordt zonder dat deze de grond of de muur heeft geraakt krijgt de slagpartij een strafpunt en moeten de spelers terug naar het honk waar ze stonden.
- De veldpartij levert een brander. Deze mag na elk rondje worden gewisseld. Het doel van de brander is om de bal zo snel mogelijk in de brandplaats te laten vallen of stuiteren. Dan ligt het spel stil en mag er niet meer gelopen worden.
- Als een speler van de slagpartij een honk niet bereikt heeft voordat de brander het spel heeft gestopt krijgt de slagpartij een strafpunt en moet de speler het veld uit.
- Er mogen slechts één speler van de slagpartij bij hetzelfde honk staan.
- Spelers van de slagpartij die niet bij een honk staan kunnen worden uitgetikt door een speler van de veldpartij die de bal heeft.
- Bij drie strafpunten wisselen de slagpartij en de veldpartij.
English rules
Slagball is a typical sport played at Dutch elementary schools and it holds some comparison with softball or baseball. There are two teams: batting and receiving, and four bases. The receiving team denotes one player as their “brander”. This player is located near the batting zone and after a run the ball needs to be returned to this player in order to stop play. One player of the batting team takes a club and hits the ball into the field. He and his teammates who are already on any of the bases then start to run and try to get to the next bases or home. The receiving team tries to prevent that. They can do so by ‘outing’ the opponents. In order to do so, they can catch a batted ball, mark out a forced run by touching the destination base while holding the ball, touching a running player with the ball or get the ball back to the brander as fast as possible. Any player in play of the batting team that is not on one of the bases when the “brander” receives the ball is out. When there are three ‘outs’, teams switch sides.